Mongoolse tugrik

Mongoolse tugrik
â‚®
De Mongoolse tugrik is de munteenheid van Mongolië. De tugrik wordt in het Mongools gespeld als Tögrök, dat rond betekent. Eén tugrik is honderd möngö. De möngö wordt door de inflatie niet meer gebruikt. Hetzelfde lot hebben ook de muntstukken ondergaan.

Momenteel (2019) wordt er enkel nog gewerkt met papiergeld. Er zijn coupures van 10, 20, 50, 100, 500, 1.000, 5.000, 10.000 en 20.000 Tugrik.

Chinese munten werden geïmporteerd in Mongolië tijdens de Han-dynastie (206 v.Chr. tot 220). Tot 1921 gebruikte Mongolië geïmporteerde Chinese munten, zoals de Chinese tael (CNT) en yuan (CND). In maart 1915 voerde Mongolië de tugrik (MNT) in, met een gelijke waarde aan de Russische roebel. Ook Russische zilveren roebels (RUES) circuleerden in het land. De Tugrik was in verschillende verhoudingen aan de Russische roebel gekoppeld tot 1961, toen Mongolië besloot niet te devalueren zoals met de Russische munteenheid gebeurde.

Op de meeste biljetten staan afbeeldingen van Genghis Khan, de vader des vaderlands. Lagere biljetten hebben afbeeldingen van andere personen uit de meer recente Mongoolse geschiedenis, zoals Sukhbataar.

* Afbeeldingen van het papiergeld

Land (geografie)
  • Mongolië
    Mongolië (Mongools: Монгол Улс/, Russisch: Монго́лия) is een land in Centraal- en Oost-Azië. Het land grenst in het noorden aan de autonome republieken Altaj, Toeva en Boerjatië, allen lid van de Russische Federatie. Verder grenst het in het noorden nog aan de kraj Transbaikal (Zabajkalski kraj) en in het zuiden grenst het land aan het autonome gewest Binnen-Mongolië, dat tot China behoort. Mongolië is sinds 1990 een democratie.

    Het land ligt op de Mongoolse hoogvlakte en heeft een landklimaat met toendra's en steppegebieden in het noorden, bergachtig gebied (Altaj) in het midden, en woestijn (Gobi) in het zuiden. Ongeveer 42% van de, merendeels boeddhistische, bevolking leeft in de hoofdstad Ulaanbaatar. De bevolking leeft overwegend nomadisch in traditionele vilten tenten, ger ook wel joert genoemd en voorziet in haar levensbehoeften door veeteelt. Schapen, paarden en kamelen worden in vrij lopende kuddes gehouden. In het noorden van het land is enige vorm van industrie in de vorm van houtverwerking en mijnbouw. Ruim 80% van de bevolking behoort tot de etnische groep van de Khalkha-Mongolen.