Kaart (cartografie) - Boedapest (Budapest)

Boedapest (Budapest)
Boedapest (Hongaars: Budapest ) is de hoofdstad van Hongarije. De stad is gelegen aan weerszijden van de Donau (Hongaars: Duna) en telt ca. 1,7 miljoen inwoners, waarmee ze verreweg de grootste stad van Hongarije is. Haar omvang berust op de functie van hoofdstad van het Habsburgse koninkrijk Hongarije, dat driemaal zo groot was als de huidige republiek. De stad is de 7e stad qua bevolkingsaantal in de Europese Unie. De stad werd in 1873 gevormd door het samenvoegen van Boeda en Óbuda op de westelijke oever van de Donau met Pest op de oostelijke oever. Vóór 1873 noemde men de steden gezamenlijk Pest-Boeda.

De stad herbergt bijna 18% van alle inwoners van Hongarije en speelt in het land een dominante rol op bijna alle gebieden (bestuur, handel, industrie, verkeer, cultuur). Het is daarnaast het belangrijkste verkeersknooppunt en (in toenemende mate) het culturele hart van Centraal-Europa.

De westoever van de Donau werd reeds 400 v.Chr. bewoond door de Kelten. Zij noemden de stad Ak-Ink: overvloed aan water. In 35 v.Chr. kwamen de oorspronkelijke bewoners in aanraking met de Romeinen, toen een Romeins leger onder leiding van Octavianus, de latere keizer Augustus, een veldtocht ondernam. Beide oevers van de Donau werden sindsdien door de Romeinen bewoond: op de plaats van het huidige stadsdeel Óbuda lag Aquincum, en op de plaats van Pest het kleinere Contra-Aquincum.

Omstreeks 10 v.Chr. werd er een Romeinse provincie gevormd tussen de Oostelijke Alpen, de Donau en de Sava (Sau), die Pannonië werd genoemd. De Romeinen legden langs de Donau militaire steunpunten aan. Zo ontstond in de 1e eeuw het legerkamp Aquincum. Daarnaast verrees het stadje "Óbuda" voor de burgers. Aquincum werd de hoofdstad van Pannonië en zou 30.000 inwoners hebben geteld. Tot het eind van de 4e eeuw bleef het lot van de stad verbonden met het Romeinse Rijk. Er was een goed wegennet tussen de grensstad aan de Donau en de overige 25 kleine steden en de vele landelijke nederzettingen. Vondsten bewijzen dat er ook handel werd gedreven met Spanje en Zuid-Italië.

Het verval zette in toen tegen het eind van de 4e eeuw de Romeinen hun grenzen niet langer konden verdedigen tegen de invallen van Germaanse stammen uit het noorden en nomadenstammen uit het oosten. Verschillende Germaanse stammen trokken door het land heen op weg naar her westen en daarna verwoestten de Hunnen het land in 455. De geromaniseerde bevolking was inmiddels gevlucht, de overigen aanvaarden in 567 het gezag van de Avaren, een half nomadisch volk van Germanen, Slaven en Chazaren. Het Avarenrijk werd vanuit het westen door de Franken belaagd en nu konden zich kleinere Slavische stameenheden losmaken van de Avaarse dominantie. Zij ruilden het gezag in voor dat van de Franken. Karel de Grote en zijn zoon Pepijn bereikten rond 800 aan de Donau de grens van hun expansie. Boedapest werd een grensplaats. Uit die tijd dateert waarschijnlijk de naam Boeda ('klein huis','hut') voor het deel aan de westelijke oever. Het deel aan de andere oever van de Donau kreeg de naam Pest ('hol'), misschien vanwege de vele holen, die zich daar toen in de heuvels bevonden. In 895 kwamen de Hongaren het land binnen en zij drongen de Franken terug tot in het huidige Oostenrijk. De Hongaren of Magyaren waren een 'meng'volk van Germaanse, Slavische en Turks-Tataarse herkomst. Zij vormden een militante bovenlaag die de basis legde voor een koninkrijk dat een grote expansie naar het westen ontwikkelde en onder leiding van Árpád rooftochten tot in het huidige Duitsland, Frankrijk, België en Italië ondernam. Pas nadat ze door keizer Otto I waren verslagen, besloten ze zich na 882 voorgoed te vestigen in het huidige Boedapest en wijde omgeving. Ze vormden een militaire elite die over de autochtone bevolking van Slaven, Germanen en Avaren heerste en een adellijke kaste zou gaan vormen. Onder hun vorst Géza (971-997) gingen ze tot het christendom over. Belangrijk was dat de Rooms-katholieke vorm van het christendom en niet de orthodoxe, Byzantijnse variant werd gekozen. Het jaar 1000, waarin Stefanus I van Hongarije tot koning werd gekroond, kan als geboortejaar van het Magyarenland beschouwd worden. De koningen hadden omstreeks die tijd nog geen vaste verblijfplaats. Ze trokken door het land en richtten volgens nomadische traditie dan weer hier, dan weer daar hun tijdelijke residentie in. De binnenvallende Mongolen, die Óbuda en Pest verwoestten in 1241, en stadjes en dorpen in ruïnes veranderden, dwongen koning Béla IV burchten en stadsmuren te bouwen. De Mongolen verdwenen weliswaar nog in hetzelfde jaar waarin ze gekomen waren, maar men vreesde een nieuwe inval. Béla IV liet het betrekkelijk smalle plateau van de heuvel van Boeda met een muur omgeven en in de 13e en 14e eeuw werd in het noordelijk deel de burcht van Boeda gebouwd. Boeda, dat strategisch op een heuvel ligt, kreeg in 1247 een kasteel en werd in 1361 de hoofdstad van het koninkrijk Hongarije. Onder koning Matthias Corvinus maakten Hongarije en Boeda een bloeitijd door.

Daaraan kwam een eind met de verovering door de Turken, die het Hongaarse koninkrijk in Mohács in 1526 een vernietigende slag toebrachten en de vesting Boeda in 1541 innamen.

De steden Boeda en Pest werden in 1686 Oostenrijks na verovering door Habsburg, dat het koningschap over Hongarije had verworven. Boeda en Pest bleven na hun bevrijding van de Turken kleine steden. De Habsburgers vestigden in 1784 hun zetel in de stad die inmiddels een Duitstalig aanzien had. De regeringstaal bleef traditiegetrouw het Latijn al werd daarnaast Duits nu ingevoerd als een praktischer bestuurstaal. De nationale revolutie van 1849 leidde tot een nederlaag voor de Hongaarse adel en bracht het land onder direct toezicht van Wenen. De Oostenrijkse keizer, tegelijk Hongaars koning was overigens voorstander van verzoening en uiteindelijk werd in 1867 een tweedeling van zijn rijk (de ‘Ausgleich’) verwezenlijkt waarin Hongarije zijn interne zaken autonoom zou kunnen gaan behartigen. Deze autonomie werd uitgewerkt in een nationale regeringsvorm waarin Hongaarse de enige bestuurstaal zou worden, het onderwijs verregaand verhongaarst werd en een nationaal leger opgericht kon worden. Pest en Boeda werd in 1873 verenigd tot één stad en de bouw van omvangrijke regeringsgebouwen met een pretentieuze uitstraling gaf sindsdien Boedapest een groots Hongaars-nationaal karakter. Vanuit het gehele koninkrijk trok de stad nieuwe bewoners aan en daaronder vielen vooral de Joden op, ook door hun aantal dat al snel een vijfde deel van de bevolking omvatte. Zij begonnen gaandeweg hun Jiddische taal in te ruilen voor Hongaars en namen een nationaal Hongaarse identiteit aan tot in hun naamsverandering. Kort na de revolutie van 1849 telde de bevolking 180.000 mensen die voor 55% als Duitstalig werden geregistreerd maar daaronder was dan ook Jiddisch begrepen. Hongaarstaligen waren er 37%. In 1880 waren de verhoudingen omgekeerd en na enkele decennia was de stad zeer dominant Hongaarstalig geworden. In 1900 telde de stad 730.000 inwoners en behoorde daarmee met Berlijn en Wenen tot de grootste steden van Midden-Europa.

Na de verloren Eerste Wereldoorlog werd de stad in 1918 bezet door Roemeense troepen. Een communistische revolte volgde en vervolgens een nationalistische onder maarschalk Miklós Horthy, die het koninkrijk herstelde. Dat was inmiddels door het Verdrag van Trianon verkleind tot een derde van zijn oorspronkelijke grondgebied en de stad devalueerde daarmee van metropool tot een bijna provinciale status. Na de overwinning van nazi-Duitsland op de Beneluxlanden en Frankrijk in 1940 werd Hongarije een bondgenoot van Duitsland, Italië en Japan. Pas toen de Duits-Hongaarse troepen zich in de Sovjet-Unie, in 1944 steeds verder moesten terugtrekken, begon de regering te twijfelen aan haar inzet aan het Oostfront. Duitse troepen bezetten het land in maart 1944 en in november besloot de regering om het bondgenootschap op te zeggen. Extreem-nationalistische milities (Pijlkruisers) namen met hulp van de SS de regeringsmacht over en begonnen een jacht op Joden waarvan er nog 200.000 in de stad waren. In openbare executies kwamen enkele tienduizenden van hen om en werden 70.000 geïnterneerd en gedeporteerd naar het vernietigingskamp Auschwitz. Uiteindelijk zou de helft van de Joodse bevolking gespaard blijven, want vanaf december 1944 tot in februari 1945 woedde een slag tussen Sovjet-legers en Hongaarse en Duitse milities, waarbij de stad zwaar beschadigd werd. Geallieerde luchtaanvallen droegen daaraan bij. In totaal kwamen 40.000 burgers om in de eindfase van de oorlog. Na de bevrijding werd de regering hersteld, maar in 1949 moest zij zich als volksdemocratie in het Warschaupact voegen. De communistische repressie leidde in november 1956 tot een nationale opstand die vooral in Boedapest werd uitgevochten. Deze opstand eindigde met de invasie van Sovjet-troepen en de vlucht van 200.000 Hongaren naar het westen. Zie Hongaarse opstand. Daarna stabiliseerde de situatie zich en slaagde de communistische regering erin een gematigd bewind te voeren. Toen in 1989 dit bewind onvoldoende draagvlak en capaciteit voor noodzakelijke hervorming over had, hervormde het zich zonder tegenstand te plegen in een democratie naar westers model.

De 20e eeuw bracht nieuwe stadsuitbreidingen (Újpest, Kispest, Angyalföld), maar vooral dramatische gebeurtenissen als de deportatie en vernietiging van grote delen van de omvangrijke joodse gemeenschap (in zeer korte tijd, pas in 1944 werd de stad door de nazi's bezet), de bevrijding (maar feitelijk nieuwe bezetting) door de Sovjet-Unie en het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956 door diezelfde Sovjet-Unie, hebben alle hun sporen in het stadsbeeld nagelaten.

Sinds in 1989 de Republiek Hongarije werd uitgeroepen, is de stad het decor van ingrijpende hervormingen. De terugkeer van de markteconomie heeft het stadsbeeld zeer verlevendigd. De bevolking van de stad is in deze periode verder afgenomen (het hoogtepunt ligt in dit opzicht aan het begin van de jaren 80). 
Kaart (cartografie) - Boedapest (Budapest)
Land (geografie) - Hongarije
Vlag van Hongarije
Hongarije (Hongaars: ) is een land in Centraal-Europa, van noord naar zuid doorsneden door de Donau en grenzend aan Oostenrijk, Slowakije, Oekraïne, Roemenië, Servië, Kroatië en Slovenië. Hongarije is lid van de Verenigde Naties, de Europese Unie, de NAVO en de Visegrádgroep.

Valuta / Taal  
ISO Valuta Symbool Significant cijfer
HUF Hongaarse forint (Hungarian forint) Ft 2
ISO Taal
HU Hongaars (Hungarian language)
Buurt - Land (geografie)  
  •  Kroatië 
  •  Oekraïne 
  •  Oostenrijk 
  •  Roemenië 
  •  Servië 
  •  Slovenië 
  •  Slowakije 
Bestuurlijke indeling
Stad, Dorp,...